VIETNAM / CAMBODJA

Vietnam/Cambodja: paradijselijke natuur, ontluisterende geschiedenis

De fine fleur van het Oosten. Vietnam heeft iets ongrijpbaars. Een communistisch land met een bloeiende kapitalistische economie. Een religieuze smeltpot waar het boeddhisme, confucianisme en taoïsme worden herenigd in ‘Tam Giao’, ofwel het neo-confucianisme. Met een door vele oorlogen getekend trots en nationalistisch volk, dat doet aan voorouderverering. Vietnam kent vele gezichten: de hectische, bruisende steden Hanoi en Ho Chi Minh, de paradijselijke eilanden en stranden, het levendige maar gemoedelijke platteland van de Mekongdelta, schilderachtige rijstvelden, rode rivieren omringd door bamboebossen en de kleurrijke bergvolken in het noorden.

En combineer het eventueel met een bezoek aan het alles overtreffende tempelcomplex Angkor Wat in Cambodja en de hoofdstad daarvan, Phnom Penh, waar veel indrukwekkends te zien is.

Praktische informatie

  • Oppervlakte
    330.000 km2 (9 x Nederland)
  • Taal
    Vietnamees & (gebrekkig) Engels
  • Klimaat
    Moessons, warm en vochtig
  • Beste reistijd
    Maart, april en september-december
  • Geld
    Dong en USD
  • Tijdsverschil
    zomer: 5 uur later, winter: 6 uur later

Hoogtepunten van Vietnam / Cambodja

Authentieke versie van Azië

Vietnam biedt nog de authentieke versie van Azië, met een heerlijke exotische sfeer. Denk aan piepkleine winkeltjes, drukte, tempels, fietstaxi’s, straatverkopers, markten en rijstvelden. Dat alles overgoten met een saus van Chinese, Franse en Zuidoost-Aziatische cultuur. Ontdek Vietnam, een land waar oost en west, heden en verleden, eenvoud en overdaad samensmelten tot een mysterieuze, bedwelmende cocktail!

Hanoi, een bruisende stad met flair

Een hectische stad! Uit iedere zijstraat wordt non-stop een nieuwe stroom motorvoertuigen, fietstaxi’s en handkarrren gespuwd en het lijkt of alle vier miljoen inwoners zich tegelijkertijd een weg proberen te banen op de toch al overvolle weg. Om je hierin, letterlijk, staande te kunnen houden, is het van levensbelang je te laten horen, met een kakofonie van toeters, bellen en gekrakeel als gevolg. Het is een uniek schouwspel dat je moet zien om te geloven! De conische rieten hoed, mondkapjes en lange handschoenen (ongeacht de hitte!) bepalen hier het straatbeeld.

Wat verder opvalt, zijn de brede straten, hoge bomen en villa’s. Een erfenis van de Fransen, die in 1902 hun koloniale bestuur van Saigon naar Hanoi verplaatsten. De mooiste gebouwen die aan deze periode doen denken, zijn dan ook te vinden in de Franse wijk, in de Dien Bien Phu-straat en Hong-Phong straat, waar thans veel ambassades gevestigd zijn.

Bezienswaardig zijn de Pagode met Een Zuil (Chua Mot Cot), een kleine tempel uit de elfde eeuw, gebouwd ter ere van de Godin van de Gena (Quan The Am Bo Tat). Het is echter niet het houten origineel, dat werd in 1923 door de Fransen verwoest.

Dat brengt u naar een heiligdom: het mausoleum van Ho Chi Minh, dat tegen de wensen van de grote leider, die gecremeerd wilde worden, werd gebouwd. Achter het mausoleum bevindt zich tevens Ho Chi Minhs zeer bescheiden optrekje, dat ook zeker een bezoek waard is.

En dan is er nog Chua Van Mieu (Tempel van de Literatuur), opgericht door keizer Ly Thahn Tong ter ere van de beroemde denker: filosoof Confucius. Op de vierde binnenplaats bevindt zich de hoofdtempel, waar men rijen vormt om wierook te branden of geld te schenken, om de goden van kennis en wijsheid gunstig te stemmen voor een tentamen of andere lastige kwestie.

Een mooie plek is verder het Hoan Kien meer, waarin volgens de legende een honderden jaren oude reuzenschildpad zwemt. In het midden van het meer, bereikbaar via een schilderachtige rode houten brug, staat thans de Schildpaddenpagode (Ngoc Son Pagode).

Ten noorden van het Hoan Kiem meer ligt het levendige handelscentrum van Hanoi, het oudste gedeelte van de stad. De nauwe straatjes zijn genoemd naar de producten die er gemaakt en verkocht worden: voor papier ga je naar de Papierstraat, voor schoenen moet je naar de Schoenstraat enz. Ga ook zeker naar het Hanoi Water Puppet Theatre, echt authentiek vermaak!

Halong Bay: rotsen als wolkenkrabbers

Adembenemend, een ander woord is er niet voor. Alsof je een oerlandschap van net na de Schepping binnenvaart. Steil en loodrecht reiken de kalksteenrotsen van vele eilandjes naar de hemel, als kathedralen, grijs en onbarmhartig. Een prachtig contrast met het turquoise water en van de luchten erboven. Het zou Rembrandt in extase hebben gebracht. Natuurschoon laat zich moeilijk omschrijven, je moet het zien en niks minder. De keuze om Halong Bay op de lijst van Unesco-werelderfgoederen te plaatsen, is in elk geval volstrekt boven elke twijfel verheven. Er zijn ook bijzondere drijvende dorpen: hele gemeenschappen die nagenoeg het hele jaar door op het water verblijven en het vaste land zelden zien. Prachtig in zijn eenvoud, de van bamboe en boomstammen gemaakte bootjes die om de drijvende huisjes varen.

Noord-Vietnam/Sapa: kleurrijke bergvolkeren

Het noorden van Vietnam is zowel in cultureel als landschappelijk opzicht wonderschoon. Het belangrijkste bergdorp hier, Sapa, ligt in een schitterende bergachtige omgeving vol met rijstvelden. De bevolkingsgroepen die hier leven hebben allemaal hun eigen kledingdracht, gewoontes en tradities. Voor veel mensen is een bezoek aan Noord-Vietnam een hoogtepunt, ondanks de vele toeristen hier, want iedereen wil wel van het natuurschoon genieten en de bergvolkeren willen ontmoeten.

Pittoresk stadje Hoi An

Dit stadje was in de 16e en 17e eeuw een florerende handelsstad. Toen eind 19eeeuw de haven verzandde, verloor Hoi An zijn spilfunctie. Het stadje heeft een monumentenlijst van zo’n 840 huizen, tempels en andere gebouwen.  Die zijn een unieke mengeling van lokale en buitenlandse invloeden, waarvan de overdekte ‘Japanse brug’ uit de 16e eeuw een perfect voorbeeld is. Hoi An beschikt sinds 1999 over een nieuwe ijzersterke troef: de oude stad is opgenomen op de UNESCO Werelderfgoedlijst.

Het is dan ook een waarlijk schilderachtig oord. Aan weerszijden van de door bomen overschaduwde smalle straten zijn piepkleine pijpenlaatjes, waar je goedkoop kleding – het is een kleermakersstad – zijde en allerhande snuisterijen kunt kopen. De markt op de kade van de Thu Bon rivier gaat altijd door, omdat er geen koelkasten zijn. De hele dag is hier bedrijvigheid, maar vooral bij zonsopgang, wanneer de kade als visafslag fungeert en sampans met de dagopbrengst af en aan varen.

Hue: de ‘verboden stad’ van Vietnam

Aan het einde van de 17e eeuw werd Hue, toen nog Phu Xuan genoemd, als vestingstad gebouwd. De stad maakte verschillende lokale heersers mee, voor het in 1804 onder keizer Gia Long tot zetel van de Nguyen-dynastie ging behoren. Naar voorbeeld van Peking liet de keizer Gia Long als persoonlijke residentie op het citadellenterrein een ‘verboden stad’ bouwen. Omgeven door hoge muren en een slotgracht, was het paleiskwartier van Hue vanaf dat moment een vesting binnen een vesting geworden. Bij de bouw van het terrein deden architecten en tuinontwerpers veel moeite om te komen tot een grote harmonie tussen bouwwerken en natuur. Als de keizer zijn paleis verliet, dan kon hij een ommetje gaan maken door een landschapstuin met kleine beekjes en watervalletjes, mooi gevormde eilandjes, paviljoens, adellijke kwartieren en tempels. De hoofdingang tot Dai Noi, de ‘keizersstad’, lieten de nieuwe heersers uitbreiden met de fraaie middags-poort.

Hierachter komt men naar Thai Hoa, het ‘paleis der hoogte harmonie’ met de troonhal.

Architectonische sieraden zijn verder de beroemde keizersgraven van Hue. Eenvoudig in stijl is het grafbouwwerk van het keizer Gia Long en keizerin Thua Thien Cao, met twee eenvoudige stenen sarcofagen die harmonisch passen in de parkachtig aangelegde omgeving. De overige heersers lieten nog tijdens hun leven veel pompeuzere grafmonumenten bouwen. Aan het graf van keizer Minh Mangs staan stenen olifanten, paarden, krijgers en civiele hoogwaardigheidsbekleders te waken. Keizer Thieu Tris rust in een door water omgeven tempel.

Veel gebouwen en kunstschatten van de keizerstad Hue gingen tijdens de oorlog in Vietnam verloren. Alleen al in en om Hue kwamen 10.000 mensen om het leven. Ronde grafheuvels, die nu langzaam door het tropische groen worden overwoekerd, zijn de laatste herinneringen aan hen.

Ho Chi Minh: culturele mix

Ho Chi Minh, vroeger Saigon geheten en nu vaak afgekort met HCM, produceert een monotone herrie, die van de bestuurders van de cyclo’s. HCM-stad groeit explosief en is het kloppend hart van Vietnam. De meeste mensen proberen de oorlogsjaren te vergeten en bouwen – met financiële hulp van familie in het buitenland, de Viet Kieu genaamd – een bestaan op. Naast moderne kantoorgebouwen en warenhuizen vind je er ook historische gebouwen uit de Franse tijd zoals het Hotel de Ville, maar ook vele Chinese tempels. De bedwelmende wierook en de walmende kaarsen is het eerste wat je ervaart als je een van deze tempels binnengaat. Eenmaal in het meest sacrale deel van de tempel stap je in een kleurrijk tableau vivant. De biddende Vietnamezen lijken gekostumeerde spelers in een symbolische opstelling.

De Cholon is de Chineze wijk van de stad en Binh Tay is daar de grootste markt. Geneeskrachtige kruiden, ingemaakte slangen, een wedkantoor, het hakken van groenten en vlees voor pho (soep), alles kun je er kopen en beleven.

In het War Remnants Museum zijn overblijfselen uit de oorlog te bezichtigen. Tanks, wapens, maar vooral honderden foto’s van gruwelijke oorlogstaferelen, die in een troosteloze en verwaarloosde hal hangen. De foto’s van de Cu Chi, het uitgebreide stelsel van ondergrondse tunnels is letterlijk adembenemend. Deze tunnels vormden een stad onder de grond en dienden als schuilplaats voor de Vietcong. Je kunt deze tunnels ook bezoeken.

Het voormalige presidentiële paleis van Zuid-Vietnam, Dinh Thong Nhat, is voor de communisten het symbool van Zuid-Vietnamese decadentie. Nu is het een museum. Vooral de omliggende tuin met zijn moderne beeldende kunst is een bezoek waard.

In district 1 kun je dagen ronddwalen en de resten van de Vietnamese geschiedenis bestuderen. HCM is een boeiende, maar evenals Hanoi erg hectische stad.

 

Mekongdelta: wirwar van groene waterwegen

Deze delta was lange tijd een wild moeras- en bosgebied. Totdat de heersende Nguyen-dynastie in de negentiende eeuw een uitgebreid stelsel van waterwegen bouwde en leven in de brouwerij bracht. Mettertijd ontstonden de enorme rijstvelden, rivierdorpjes en drijvende markten die tegenwoordig synoniem aan Vietnam zijn en van heinde en verre toeristen trekken. De delta is zo plat als een pannenkoek, met uitzondering van een paar bergjes in het noorden. Het landschap is groen en wordt doorsneden door honderden kanalen, stroompjes en rivieren. Overal kom je tempels tegen. Indrukwekkend zijn de paalwoningen. Huizen op oevers krijgen er steeds een stukje aan de achterkant bijgebouwd, op kromme palen. Hoe verder in de rivier, hoe armoediger. Vreselijk authentiek en kleurrijk, maar de toeristen zijn overal!

Stranden: waar je maar wilt

Van bounty-eiland Phu Quoc tot Halong Bay; met meer dan 3000 kilometer kustlijn heeft Vietnam genoeg strand in de aanbieding. Het eiland Phu Quoc, voor de zuidwestkust van Vietnam, ontwikkelt zich in een razend tempo als vakantieparadijs. Er zijn prachtige stranden en beschutte baaien.

De afgelegen Con-Dao archipel, voor de zuidoostkust, is een paradijs voor duik- en natuurliefhebbers maar ook haar stranden verdienen aanbeveling.

Voor de kust van Ha Tien liggen ook de piepkleine eilandjes van Hai Tac, waar het fantastisch duiken is. Hon Doc, het hoofdeiland, kan bogen op schitterende, witte zandstranden.

De mooiste en tevens door westerlingen meest genegeerde stranden op het Zuid-Vietnamese vasteland liggen bij Hon Chong. Het zand is hier zacht, het water kalm. Je hebt uitzicht op Phu Quoc en Hon Phu Tu (het eiland van vader en zoon), een vreemd gevormde rotsformatie die als een soort miniversie van Halong Bay uit zee opdoemt.

Cambodja: Phnom Penh

In de hoofdstad van Cambodja is de Franse invloed nog altijd merkbaar. De Fransen hebben een erfenis achtergelaten bestaande uit brede boulevards in dambordpatronen en veel mooie gebouwen. Die koloniale grandeur – vaak in architectonisch verval – staat er naast snel opgetrokken karakterloze nieuwbouw. Het is in deze stad goed uitgaan met leuke kroegen, restaurants, disco’s en nachtclubs, waaronder het bekende FCC aan de boulevard en rockcafé Sharky.  Echter, bovenal is Phnom Penh de stad van het Toul Sleng Genocide Museum, voorheen het S21-martelkamp, in een oude high-school. Alles hier is in vroegere staat bewaard gebleven met de cellen, martelwerktuigen en ontelbare foto’s van gevangenen en doden als tastbaar bewijs. Mijngetroffenen zonder bepaalde ledematen verkopen souveniers. Daar wordt iedereen stil van…Eveneens erg aangrijpend is een bezoek aan de Killing Fields, ofwel het Choenung Ek Genocide Center, waar duizenden botten, schedels en de massagraven van slachtoffers te zien zijn als herinnering aan de gruwelen van de Rode Khmer. Pas wel op, want het ‘kruipt onder je huid.’

Het hart van de stad ligt aan de samenvloeiing van de drie rivieren Mekong, Tonle Bassac en Tonle Sap. Pal naast de rivier loopt een mooie promenade, afgezoomd met gras, palmbomen en wapperende vlaggen. Een wandeling noordwaarts langs het water leidt naar een groot rond punt met daarop de populaire Wat Phnom, waar volgens de legende Phnom Penh werd gesticht. De tempel staat propvol beeldjes en het plafond is beschilderd met taferelen uit het leven van Boeddha. Veel mensen komen hierheen om zichzelf de toekomst te laten voorspellen voor ze een belangrijke stap in hun leven zetten. Zeker een bezoek waard is het Nationaal Museum, gebouwd door de Fransen rond 1920 in traditionele stijl rond een centrale binnentuin. Binnen en buiten staan ontelbare beelden in brons en zandsteen uit verschillende periodes. Vele zijn afkomstig uit Angkor Wat.

Ook heel indrukwekkend is het koninklijk paleis dat erg lijkt op dat van Thailand. Het bestaat uit een aantal houten zalen en paviljoenen in een keurig onderhouden ommuurde tuin. De grootste trekpleister is de zilveren pagode, een lichtjes overdreven naam: alleen de vloer is gemaakt van 5327 zilveren tegels, een geschenk van keizer Napoleon III toen Cambodja Frans protectoraat werd. Centraal in de ruimte staat een witte, halfdoorschijnende boeddha met daarvoor een grote gouden boeddha van 90 kilo, bezet met duizenden diamanten waarvan de grootste 25 karaat is.

Angkor Wat: goden doemen uit het oerwoud op

‘Een architectonische schepping die haar gelijke op aarde niet kent en ook nooit zal kennen.’ (Henri Mouhot, Franse natuurkenner, ontdekker van Angkor Wat in 1860).

Met 1,7 miljoen bezoekers per jaar is Angkor de grootste toeristische trekpleister van Zuidoost-Azië. Van deze drukte heb je weinig last; het gebied is 400 km2 groot, genoeg ruimte dus voor een eigen Angkor-ervaring.

Op haar hoogtepunt in de 12 eeuw woonden er meer dan een miljoen Khmer in Angkor. Amsterdam was toen nog maar een visserdorpje met zo’n 10.000 inwoners.

De grootsheid van het gebied is overweldigend; 200 tempels, de een nog indrukwekkender dan de andere. Het bouwen van stenen gebouwen was destijds voorbehouden aan koningen. De gewone stervelingen moesten het doen met hout. Het gevolg is dat het gebied nu heel weids aanvoelt, want alleen de stenen tempels zijn overgebleven. In werkelijkheid was het in een ver verleden helemaal volgebouwd.

Omstreeks 800 n. Chr. werd Cambodja verenigd onder een Khmer-koning, Jayavarman II, die de cultus van de goddelijke koning introduceerde. De dynastie, en de cultus, hielden meer dan 600 jaar stand. Angkor Thom was de belangrijkste stad. Hier werd in het begin van de 12 eeuw door Suryavarnman II de voornaamste tempel (wat) gebouwd die dienst deed als zowel tempelcomplex – ter ere van de hindoegod Vishnu – als mausoleum. Dit voorbeeld vond op grote schaal navolging, waarbij elke nieuwe koning zijn voorgangers probeerde te evenaren. Uiteindelijk kon de economie van het koninkrijk die uitgaven niet meer opbrengen.

Angkor Wat is het grootste complex Koninklijke tempelsruim 100 in totaal – in en rondom de oude hoofdstad Angkor Thom. Het steenwerk in Ankor Wat is overladen met symbolen. Net als andere mausolea is het een afbeelding van het hindoeconcept van het universum: een toren in het midden symboliseert Meru, de mytische berg die volgens de hindoes het middelpunt van de wereld is en de verblijfplaats van Shiva; een omringende muur symboliseert het land, en een 190 meter lange slotgracht staat voor de oceanen. Op het 200 ha grote terrein bevinden zich bas-reliëfs over een afstand van 800 meter, rijk versierd met krullen en epische, mythologische en historische voorstellingen. Ondanks de overdadige en overstelpende architectuur is de stijl compact, met smalle doorgangen en zonder grote bogen.

Op maar 3,2 km van Angkor Wat ligt een van Jayavarmans grootste scheppingen, de tempelpiramide van Bayon. Gaanderijen, terrassen en doorgangen lopen allemaal door elkaar in een ingewikkeld labyrint met 1100 beelden en bekroond door 54 merkwaardige torens, van waaraf telkens vier reusachtige mensenhoofden naar buiten staren, elk met een zachte Mona-Lisa glimlach om de mond. Andere top bezienswaardigheden zijn het Olifantenterras en het Terras van de Leprakoning.

Ta Phrom, een andere grote tempel op 3,2 km van de Bayon, is vooral ook bijzonder, omdat het nog steeds wordt bijeen gehouden door wortels en takken. Niets verbeeldt beter de creatieve opwelling die aan de basis van deze gebouwen stond, of de verwoestende kracht van de jungle die ze zo snel aan het oog van latere generaties kon onttrekken. Volgens sommigen is dit het meest geweldige aan dit tempelcomplex: de verbroedering van majesteitelijke kunst en weelderig overwoekerende tropennatuur.

BEVOLKING & GODSDIENST

Vietnam heeft ongeveer 86 miljoen inwoners.

Het grootste deel (zo’n 80%) woont op het platteland en is werkzaam in de rijstgebieden. De bevolkingsdichtheid is in de Rode-Rivierdelta het hoogst ter wereld. De grootste steden zijn Ho chi Minh City (Saigon), Hanoi en Haiphong. 87% van de bevolking is etnisch-Vietnamees, 2% is etnisch-Chinees en de overige Vietnamezen zijn Khmers, Chams of één van de andere 54 etnische minderheden. Vergeleken met andere materieel arme landen heeft Vietnam een zeer goed opgeleide bevolking. Veel Vietnamezen zien een goede opleiding als het middel om vooruit te komen.
Slechts 15% van de inwoners is analfabeet. Dit is het laagste percentage van heel Azië. Er is leerplicht voor kinderen van 5 tot 15 jaar en het onderwijs is gratis. Vietnam telt 54 etnische groepen, waarvan de groep etnische Vietnamezen (Viet of Kinh = bewoners van de vlakte) veruit de grootste groep vormt (ca. 87%). De meeste Viet wonen in de delta’s van de Rode Rivier en de Mekong en de centrale kustvlakte. De Viet stammen af van vele rassen en etnische groeperingen die vanaf het begin van onze jaartelling zijn samengesmolten. De Viet bestaan onder meer uit Thaise, Maleise, maar vooral Chinese groeperingen. Vanuit het noorden van Vietnam trokken ze in de loop der eeuwen naar het zuiden. De cultuur van de Viet is altijd sterk beïnvloed door de Chinezen.

De ca. een miljoen Chinezen wonen vooral in de steden in het zuiden van het land. De meeste Chinezen wonen in Cho Lon, een wijk van Ho Chi Minh-stad, waar ze zich veelal als winkelier of handelaar hebben gevestigd.

De bewoners van de heuvels en bergen van Midden- en Noord-Vietnam, door de etnische Vietnamezen ‘moi’ of wilden genoemd, vormen samen de grootste minderheid van het land. Deze zogenaamde ‘Montagnards’ zijn nauw verwant aan etnische groepen in Thailand en Zuid-China. De halfnomadische heuvelbewoners hebben over het algemeen een lage levensstandaard en leven vooral van de zwerflandbouw, maar ook van de jacht en de visvangst. Voorouderverering en animisme komen nog algemeen voor, maar ook het christendom is tot deze groepen doorgedrongen. Iedere groep heeft zijn eigen kleding, sieraden, taal en religie.

De situatie van de Vietnamese bergvolken heeft zich na de vroegere economische en culturele achterstelling intussen iets verbeterd. Ze mogen weer hun traditionele kleding dragen en de eigen taal spreken. Mensen uit de minderheden studeren tegenwoordig ook wel eens op universiteiten en ze mogen ook in het parlement en vertegenwoordigende lichamen plaatsnemen. Eind 20e eeuw werd in een noordelijke provincie een etnische groepering van nog geen honderd leden ontdekt.

De Montagnards zijn onder te verdelen in drie taalgroepen:

Austro-Aziatische taalgroep:

Hiertoe behoren de Muong (ca. 1 miljoen), een van de oudste etnische groepen van het land. Ze leven voornamelijk in de provincie Hoa Binh.
De Tay of Tho en de Nung (samen ca. 2,1 miljoen) leven in het noorden van Vietnam, dicht bij de grens met China. Ze wonen in paalwoningen, leven vooral van de rijstbouw en verbouwen verder onder andere sojabonen, kaneel, thee, tabak en katoen. De Nung spreken dezelfde taal als de Tay en hebben dezelfde cultuur en gewoonten.
De Thai (ca. 1,1 miljoen) wonen in de rivierdalen rond Sonla, Lai Chau en Lao Cai in het noordwesten van Vietnam. Hun huizen zijn op palen gebouwd; de huizen van de ‘Zwarte’ Thai in de vorm van het schild van een schildpad, terwijl de huizen van de ‘Witte’ Thai rechthoekig zijn.
De Hmong of Meo (ca. 600.000) leven vooral in de hooglanden van de noordelijke provincies, in gewone huizen. Ze kennen geen geschreven taal en de voorouderverering en geesten spelen een belangrijke rol in het dagelijkse leven van deze mensen. Ook van totemisme is nog steeds sprake, het aanbidden van symbolische voorwerpen. Legenden en liederen worden mondeling van generatie op generatie doorgegeven. Hun hoofdvoedsel bestaat uit maïs en het zijn zeer bekwame ambachtslieden. De Hmong dragen kleurrijke, bijzonder mooie kleren.
De Dao of Mien (ca. 500.000) kennen wel een schriftelijke traditie en ze wonen zowel op de heuvels van de noordelijke provincies als in de dalen. Ze verbouwen rijst volgens de zwerflandbouwmethode en zijn zeer vakbekwame handwerkslieden. Bijzonder is dat ze hun eigen papier maken en al eeuwenlang Chinese karakters gebruiken voor het optekenen van allerlei uitingen.

Sino-Tibetaanse taalgroep:

De meeste van deze groepen zijn in de 18e en 19e eeuw vanuit Tibet via Myanmar (vroeger: Birma) naar Noord-Vietnam getrokken en leven nu in de noordelijke en noordwestelijke provincies Lai Chau en Lao Cai. Tot deze taalgroep behoren de La Hu, de Phu La, de Lolo, de Cong, de Si La en de Ha Nhi.

Austronesische of Maleis-Polynesische taalgroep:

Deze groepen leven in het midden en zuiden van Vietnam en hiertoe behoren onder andere de Jarai (of Gia Rai), de Sedang, de Bahnar en de Rha De (of E De). Samen tellen deze vier stammen ca. 750.000 zielen. De Jarai trokken ca. 2000 jaar geleden al vanuit de kust naar het hoogland en leven nu in dorpen van minimaal vijftig huizen die rond een centraal gelegen gemeenschapshuis of ‘nga rong’ zijn gebouwd. De dagelijkse gang van zaken wordt geregeld door een raad van oudsten, onder leiding van een dorpshoofd. Het zijn landbouwers, maar ze houden ook waterbuffels, geiten, kippen en varkens.
De Rha De leven vooral in de provincie Dac Lac en hun dorpen bestaan uit 20 tot 70 op palen gebouwd ‘longhouses’. In elk longhouse woont een familie die onder leiding staat van een ‘koa sang’, de oudste vrouw. Elk dorp heeft een autonoom bestuur dat onder leiding staat van een ‘po pin ea’, een door de dorpelingen gekozen dorpshoofd. Ze leven van de zwerflandbouw en rijst is het voornaamste voedselgewas, naast katoen, suikerriet, tabak en meloen.

De Cham en de Khmer vormen aparte groeperingen. Het woongebied van de Cham (ca. 100.000) is de kuststrook van Phan Thiet tot Nha Trang in Zuid-Vietnam en delen van de Mekongdelta; de Khmer bevolken de Mekongdelta. De Cham, veelal soennitische moslims, zijn de laatste afstammelingen van het grote en machtige koninkrijk Cham (2e tot de 15e eeuw). De Khmer (ca. 800.000) waren eerst hindoeïstisch, maar bekeerden zich later tot het Theravada-boeddhisme. Vanwege de oude vijandschappen tussen Vietnamezen en Khmer, heeft het nooit geklikt tussen deze twee bevolkingsgroepen. Ditzelfde geldt voor Cambodja, waar al vele eeuwen lang een Vietnamese minderheid woont.

In Vietnam leven ook nog ca. 5000 zogenaamde ‘Amerasians’, nakomelingen van vertrokken Amerikaanse soldaten en dus kinderen van gemengd ras. Ze worden ‘vuil van de straat’ genoemd en leven vaak in zeer moeilijke omstandigheden, nadat ze verstoten zijn door hun moeders. Met name kinderen van Afro-Amerikaanse vaders hebben het moeilijk. In 1987 werd door het Amerikaanse Congres de ‘Amerasian Homecoming Act’ aangenomen. Deze wet maakte de komst naar de Verenigde Staten mogelijk van alle Vietnamezen die kunnen aantonen een Amerikaanse vader te hebben. Tienduizenden Vietnamezen hebben van de regeling gebruikt gemaakt, samen met ca. 60.000 familieleden.

Godsdienst

Voor de wet zijn alle godsdiensten gelijk, maar in de op marxistische beginselen gebaseerde republiek Vietnam speelt het atheïsme een belangrijke rol. Er is sinds 1992 vrijheid van godsdienst, maar de overheid moedigt de uitoefening van godsdienst niet aan. Tekenend hiervoor is dat tot 1975 door het socialistische bewind veel monniken verdwenen in heropvoedingskampen. Op dit moment is er weer een duidelijke opbloei van religieuze activiteiten. De drie traditionele en belangrijkste religies zijn het (mahayana) boeddhisme, waartoe ca. 55% (= 42 miljoen aanhangers) van de bevolking behoort, het taoïsme en het confucianisme. Deze drie religies zijn vermengd geraakt met animisme en voorouderverering en samengesmolten tot min of meer één geloof, het Tam Giao of ‘Drie Religies’. Grote maatschappelijke invloed hebben de syncretistische religie Cao Dai (letterlijk = hoogste godheid) met ca. 2 miljoen volgelingen, en de boeddhistische Hoa Hao-sekte (variant van Hinayana boeddhisme) met meer dan 1,5 miljoen volgelingen.
Naar boven

Neem contact met ons op

Stuur ons een e-mail en u ontvangt binnen 24 uur een antwoord op uw vraag.

Not readable? Change text. captcha txt

Start typing and press Enter to search